De titel 3 ‘Mobiele arbeidsmiddelen al dan niet met eigen aandrijving’ van het boek IV van de codex over het welzijn op het werk bepaalt in artikel IV.3-7, punt 3 dat "er organisatorische maatregelen [moeten] worden genomen om te vermijden dat zich werknemers te voet in de werkzone van arbeidsmiddelen met eigen aandrijving bevinden. Indien de aanwezigheid van blootgestelde werknemers te voet voor de goede uitvoering van de werkzaamheden vereist is, moeten passende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat deze door de arbeidsmiddelen worden verwond".
Bijlage IV.2-2 punt 3.1. bepaalt dat "de bedienaar vanaf de hoofdbedieningspost [zo nodig moet] kunnen vaststellen of zich personen in de gevaarlijke zones bevinden. Indien dit onmogelijk is, moet elke inschakeling automatisch worden voorafgegaan door een veilig systeem zoals een waarschuwend geluids- of lichtsignaal."
Bijlage IV.2-2 punt 3.15 bepaalt dat "arbeidsmiddelen moeten voorzien zijn van de waarschuwingen en signaliseringen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de werknemers." De 'Machinerichtlijn' eist niet dat de toestellen uitgerust zijn met een achteruitrijsignaal. In dat geval moeten er wel organisatorische preventiemaatregelen voorzien worden.
Op bepaalde producten moet een CE-markering aangebracht worden vooraleer ze verkocht mogen worden in de Europese economische ruimte. Dat is onder andere het geval voor machines en persoonlijke beschermingsmiddelen (opgelet: voor steigers, ladders en andere arbeidsmiddelen die niet onder het toepassingsgebied van de geharmoniseerde normen vallen, is de CE-markering verboden!). Fabrikanten van machines en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) moeten de verplichtingen op het vlak van veiligheid, gezondheid en milieu naleven bij de fabricatie van hun producten. Als ze een machine of een PBM ontworpen hebben dat voldoet aan de Europese richtlijnen betreffende machines en de fabricatie van PBM's, moeten ze een CE-markering aanbrengen. Aan de hand van deze markering weten gebruikers dat de machine of het PBM voldoet aan de essentiële eisen inzake veiligheid en gezondheid. Werkgevers zijn verplicht om machines en PBM's te kopen die een CE-markering dragen. Bij de levering van een machine of een PBM moet de leverancier een EU-conformiteitsverklaring en een instructienota overhandigen. De CE-markering stelt de werkgever niet vrij van de verplichting een risicoanalyse te maken voor de gekochte machine of het gekochte PBM en de passende preventiemaatregelen te nemen (bv.: aangepaste opleiding, gehoorbescherming, ...). Deze gegevens kunnen opgenomen worden in het indienststellingsverslag.
Meer informatie hierover vindt u op de officiële website van de Europese Unie.
De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk stelt formeel dat het gebruik van steigers op ladderklampen verboden is, tenzij het onmogelijk is om een arbeidsmiddel te gebruiken dat voldoet aan de geharmoniseerde Europese normen. Als er toch steigers op ladderklampen worden gebruikt, dan is dat enkel en alleen toegelaten onder zeer strikte voorwaarden.Meer informatie hierover vindt u op de website van de FOD WASO.
Een hangsteiger is een steiger waarvan het merendeel van de staanders niet rechtstreeks op de bestaande ondergrond rust, maar is opgehangen aan een bestaande constructie zoals stalen profielen, betonnen balken, enz of wordt bevestigd aan voldoende ballast. De maximale nuttige belasting op hangsteigers moet worden bepaald door een berekeningsnota. Indien de toelaatbare belasting van de draagstructuur niet gekend is, kan deze berekeningsnota ook niet worden opgesteld.
Belangrijke opmerking : het gebruik van hangsteigers van het lichte type (Brusselse steigers) wordt niet aanvaard tenzij ze voldoen aan titel 5 ‘Arbeidsmiddelen voor tijdelijke werken op hoogte’ van boek IV van de codex.
Een overzichtstabel van de keuringen die uitgevoerd moeten worden, vindt u op pagina 36 van Constructiv dossier nr. 128.
Ladders zijn eigenlijk alleen bedoeld om een hoogteverschil te overbruggen. Artikel IV.5-4 van de codex over het welzijn op het werk (titel 5 ‘Arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte’ van het boek IV van de codex) stelt het volgende:
“De werkgever beperkt het gebruik van ladders, trapladders en platformladders als werkpost op hoogte tot omstandigheden waarin, gelet op de bepalingen van artikel IV.5-1, het gebruik van andere, veiligere arbeidsmiddelen niet verantwoord is, gelet op het geringe risico en gelet op, hetzij de korte gebruiksduur, hetzij de bestaande kenmerken van de arbeidsplaats en werkposten die de werkgever niet kan veranderen.”
Hieruit kan worden afgeleid dat werken op een ladder niet verboden is. Ladders kunnen en mogen worden gebruikt om werken van korte duur uit te voeren of wanneer het onmogelijk is om veiligere arbeidsmiddelen te gebruiken. In de regelgeving wordt echter niet uitdrukkelijk vermeld wat ‘een werk van korte duur’ is. Wel wordt gesteld dat hiervoor een risicoanalyse moet worden uitgevoerd.
In Constructiv dossier nr. 148 staat met welke elementen u rekening moet houden bij het uitvoeren van deze analyse.
Bij omvangrijke projecten is het gebruikelijk de opbouw, wijzigingen en afbouw van steigers toe te vertrouwen aan een gespecialiseerd bedrijf in steigerconstructies. Hierbij komt een steigercoördinatie aan bod: aanvragen en het gebruik van de steigers worden door een steigercoördinator behandeld.
Hierbij moet worden benadrukt:
- Enerzijds vanuit de codex (werkgever)
- Bevoegd persoon bij opbouw, ombouw of afbouw van de steiger (dat zal iemand zijn van de steigerbouwfirma)
- Bevoegd persoon bij gebruik – telkenmale een werkgever een steiger gebruikt moet de bevoegd persoon van die werkgever nagaan of de steiger veilig kan gebruikt worden (dat is essentieel)
- Anderzijds vanuit het KB Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (aannemer):
- Art. 50, bijlage III, deel B, afdeling II, punt 6.c. De steigers moeten door een bevoegd persoon worden geïnspecteerd:
- 1°) voor hun ingebruikname;
- 2°) daarna, op gezette tijden;
- 3°) na iedere wijziging, periode van niet-gebruiken, blootstelling aan weer en wind of aardschokken, of andere omstandigheden waardoor de stevigheid of stabiliteit ervan mogelijk is aangetast.
- Bijlage I, deel A, afdeling III, bepaalt de inhoud van een veiligheids-en gezondheidsplan, ook wat betreft de coördinerende maatregelen (4°):
- de wisselwerking met gebruiksactiviteiten op de site van de bouwplaats, inzonderheid het gebruik van gemeenschappelijke stellingen en toegangsmiddelen.
- Art. 50, bijlage III, deel B, afdeling II, punt 6.c. De steigers moeten door een bevoegd persoon worden geïnspecteerd:
De controle tijdens de opbouw en ombouw, alsook de tussentijdse inspecties, vallen onder de verantwoordelijkheid van de steigerbouwfirma. Dit wordt onder meer vastgelegd via de steigeridentificatie (scaftag). Het blijft echter essentieel dat iedere werkgever binnen zijn organisatie een bevoegd persoon aanwijst die ook toeziet op het veilige gebruik van de steiger door zijn werknemers.
Alle coördinerende maatregelen met betrekking tot de aanvragen, het gebruik en de inspecties van de gemeenschappelijke steigers – inclusief een schriftelijke vastlegging van de controles – dienen bij voorkeur in een procedure te worden vastgelegd. Het is bovendien raadzaam dat hierin ook de verantwoordelijkheden en verplichtingen van alle betrokken partijen expliciet worden omschreven. Dit ontslaat de aannemer-werkgever echter niet van zijn verantwoordelijkheid zoals opgenomen in de codex.
Bij voorkeur worden dergelijke organisatorische maatregelen in de ontwerpfase vastgesteld. Besprekingen in deze fase zijn van strategisch belang voor een soepele en vooral veilige uitvoering van zowel grote als minder omvangrijke projecten. Het initiëren hiervan ligt bij de veiligheidscoördinator, bij voorkeur al in de ontwerpfase, terwijl de bevoegdheid om de coördinerende maatregelen af te dwingen bij de projectleiding ligt.
Een collectief beschermingsmiddel (CBM) wordt gedefinieerd als elke beschermingsuitrusting die tot doel heeft de werknemer te beschermen tegen één of meerdere gevaren die zijn veiligheid of gezondheid op het werk in het gedrang kunnen brengen evenals alle aanvullingen of accessoires die hiertoe bestemd zijn, en die gelijktijdig de volgende kenmerken vertonen:
a) ze is dermate ontworpen en geïnstalleerd dat ze zo rechtstreeks mogelijk inwerkt op de oorzaak van het risico zodat dit risico maximaal wordt beperkt;
b) ze is bestemd om, voorafgaand aan de uitvoering van het werk te worden geïnstalleerd;
c) ze is van dien aard dat de werknemer niet actief moet tussenkomen om zijn veiligheid en gezondheid op het werk te verzekeren.
Een van de kenmerken die een CBM vertoont, is dat het dermate ontworpen en geïnstalleerd is dat het zo rechtstreeks mogelijk inwerkt op de oorzaak van een risico, zodanig dat dit risico maximaal wordt beperkt.
En laat net dit het kenmerk zijn waardoor het in vraag werd gesteld of vangnetten nog als CBM mochten beschouwd worden.
Want zelfs als men volgens de regels van de kunst vangnetten plaatst (een gangbare praktijk op bouwplaatsen, waarbij er netten onder asbestcementdaken, golfplatendaken, lichtstraten en metalen constructies, … worden aangebracht), dan nóg is het valrisico an sich nog niet volledig weggewerkt. De oorzaak van het vallen wordt namelijk niet maximaal tegengegaan. Wel worden de mogelijke gevolgen ingeperkt.
Naar aanleiding van deze bedenking heeft de Inspectie Toezicht Welzijn op het Werk bevestigd dat, vangnetten CBM zijn, met de daarbij horende maatregelen zoals onderhoud, controle door een bevoegd persoon of EDTC, opleiding en informatie rond het gebruik van een CBM enz…(boek IX, titel 1 codex over het welzijn op het werk).
Máár – en dat dient eveneens benadrukt te worden - het louter aanbrengen van vangnetten om het valrisico te beteugelen is voor de Inspectie TWW evenwel een onvoldoende maatregel. Omwille van het resterende risico op vallen moet het gebruik van vangnetten namelijk altijd gecombineerd worden met andere maatregelen, zoals een stevige veilige werkvloer, zodat de val zelf ook wordt tegengegaan. Indien op het dak een stevige, veilige werkvloer kan voorzien worden om het vallen in de veiligheidsnetten te voorkomen, dan heeft dat steeds voorrang.